Ik schrijf in mijn nieuwsbrieven geregeld over wat wij als ouders kunnen leren van onze kinderen. Hoe ze ons willen helpen bij onze ontwikkeling. Daardoor komt ook vaak de verbinding met onze eigen ouders voorbij. 

Dat gebeurt niet alleen bij ouders die ik begeleid omdat ze zich zorgen maken over hun kind. Ook bij volwassenen die zelf ergens mee worstelen en daarvoor bij mij komen voor een coach-sessie. Zoals Pieter* die last had van hoogtevrees, Karin*, die als arts bang was om diensten te draaien of Anne* die maar geen partner leek te vinden. 


Een klacht die medisch gezien nog niet verklaard kan worden 

Laatst had ik een sessie met Evelien* die al lange tijd last had van behoorlijk heftige pijn rond haar maag. Ze had inmiddels vele medische onderzoeken achter de rug door diverse disciplines. Maar er was, medisch gezien, nog steeds niets gevonden. Daarom wilde Evelien eens onderzoeken of ze het misschien op een andere manier kon oplossen.

In deze nieuwsbrief beschrijf ik hoe de sessie met Evelien verliep. Wat we ontdekten en wat het haar opleverde. Het is een voorbeeld van hoe een sessie bij mij kan verlopen. Hoewel elke sessie natuurlijk weer anders verloopt, elke vraag is tenslotte weer anders. 



Nadat Evelien heeft plaats genomen in de stoel naast me. En we even stil hebben gestaan bij de achtergrond van haar klacht, vraag ik Evelien om de pijn en het gevoel rond haar maag specifieker te omschrijven. Ze vertelt me dat de pijn als een soort bal voelt die daar ligt, donker van kleur, waarvan ze het gevoel heeft dat die eruit moet. Uit haar lijf. Soms doet de bal heel erg pijn, soms wordt ze er ook misselijk van. En ze heeft er al een jaar of drie last van.


Is dit gevoel wel van jou?

Ik vraag Evelien om met haar aandacht bij haar klacht, deze bal, te blijven en stem me af op Evelien. En probeer in te voelen wat er met haar gebeurt, hoe ze zich voelt als ze met haar aandacht bij haar klacht is. Vaak komt er dan een bepaalde vraag of gedachte in me op. En zo gaat het ook deze keer. De vraag “is dit gevoel wel van jou?” schiet me te binnen. Dus ik besluit haar deze vraag te stellen. “Hmm, ik denk het”, zegt ze. “Van wie zou het anders moeten zijn?” 
Om te toetsen of dat inderdaad zo is stel ik haar de volgende suggestie voor: “Stel je eens voor dat dit gevoel van iemand anders is, van wie zou het dan zijn?”. Onmiddellijk geeft Evelien antwoord: “van mijn moeder”. Ik zie dat ze een beetje verbaasd is over de stelligheid van haar eigen antwoord. “Wat gek”, zegt ze, “dat dat zo snel in me op kwam. Daar heb ik nooit eerder zo over nagedacht.


Als kind wil je dat je ouders gelukkig zijn.

Dat begrijp ik”, geef ik aan. “Dat is ook niet iets waar we veel over nadenken. Maar ik ga ervan uit dat we onbewust, tijdens onze kindertijd, nog al eens gevoelens en taken van onze ouders overnemen. Wij willen namelijk graag dat onze ouders gelukkig zijn, Dat zij zich prettig voelen. En daar hebben we veel voor over. Dus als kind probeer je, onbewust, je ouders te helpen. Je hoopt dat, als jij kan zorgen, dat ze bepaalde pijn, verdriet of ongemak niet hoeven te voelen, ze je daarmee helpt. Dus doe je je best dat nare gevoel bij je ouders weg te nemen, je aan te passen of te redderen. En wat je dan eigenlijk doet is een verantwoordelijkheid voor je ouders gaan dragen. 


Een zware last

Ik stel Evelien voor om dit voor haar nog eens verder te onderzoeken. Of het klopt dat zij gevoelens voor haar moeder – die ruim 20 jaar geleden is overleden – is gaan dragen omdat ze, als kind, haar moeder probeerde te helpen. 

“Stel je in gedachten maar voor dat je moeder voor je staat.”, vraag ik haar. “En waar staat ze dan? Staat ze dan dichtbij of wat verder van je af?” “Ze staat een beetje rechts voor me”, zegt Evelien. “Ze staat niet heel dichtbij, een klein beetje van een afstand kijkt ze naar me.” “En hoe is dat voor je? Om haar zo te zien en zien hoe ze naar je kijkt.” vraag ik haar. “Een beetje onwennig” zegt Evelien. 

Ik geef Evelien even de tijd om aan het beeld te wennen. Daarna besluit ik om de volgende stap te zetten: “En stel je nu eens voor dat je die bal, die je in je lijf voelt, op je hand kan zetten.” Ik zie Evelien haar handen uitsteken en even later geeft ze aan dat het haar gelukt is. “Hoe voelt dat?” “Hmm, dat is best aangenaam. Beter dan in mijn lijf”, zegt ze. “En”, vraag ik door, “is de bal zwaar of licht?” “Hij is heel zwaar en donker. Pfff”, zucht Evelien. “Wat een gewicht. En zo donker.” “Ja”, zeg ik, “en dat draag je dus al een lange tijd met je mee, in je lijf……

Dan vraag ik haar: “En check het nu nog eens, als je jezelf nu afvraagt; is deze bal van je moeder, wat voor antwoord komt er dan?” Ze zegt een duidelijk en volmondig “ja”. Ook haar lichaamstaal bevestigt dat, zie ik. 


Deze taak is niet van mij. 

Ik leg Evelien uit dat, als je als kind probeert je ouders te helpen door nare gevoelens bij ze weg te nemen, je aan te passen en te redderen, je patronen, klachten of symptomen kunt ontwikkelen waar je zelf last van krijgt. Dat kunnen mentale patronen zijn die je belemmeren in je doen en laten. Maar ook fysieke klachten. Om jezelf hiervan weer te bevrijden maak ik, tijdens mijn coach-sessies, vaak gebruik van het (in gedachten) teruggeven van deze last, deze verantwoordelijkheid of taak, die je voor je ouders bent gaan dragen.

Daar wil Evelien wel mee aan de slag dus ik vraag haar om met haar aandacht bij het beeld van haar moeder en de zware donkere bal op haar handen te blijven. En de woorden die ik haar ga voorzeggen, te herhalen. Maar alleen als dat ook zo voelt. “Als het niet lukt om die woorden ook echt te zeggen, is het ook ok”, zeg ik.
Dus “zeg mij maar na: Lieve mam, ik ben deze taak, deze last uit liefde voor jou gaan dragen. Maar deze taak is niet van mij. Hij is van jou. En dit is het het moment om het aan je terug te geven.” Bij deze laatste zin, hapert Evelien. “oh nee, dat laatste vind ik heel lastig. Dat kan ik echt niet zeggen. Ik wil het haar helemaal niet teruggeven,” zegt ze, terwijl de tranen in haar ogen schieten.  “Want dan moet zij het gaan dragen. Dat kan ik haar niet aandoen.” Ik geef Evelien aan dat ik begrijp dat dat lastig is. En dat deze onbewuste gedachte, precies de reden is waarom ze dit ooit is gaan dragen voor haar moeder. 

Ik vraag haar of ze nog wil kijken of we nog een stap kunnen maken of dat het voor nu even genoeg is. Evelien geeft aan dat ze nog wel even verder wil. 


Een steun in de rug.

“Stel je maar voor dat achter jouw moeder weer haar moeder en grootmoeder staan. Die staan daar om haar te steunen”, vertel ik haar. Dat kan Evelien zich wel voorstellen. “In mijn gedachten zie ik dat mijn moeder daardoor steviger lijkt te staan en gesteund wordt, zegt ze. Ik herhaal nogmaals de woorden dat de last niet van haar is, en dat dit het moment is om het terug te geven aan haar moeder. Nu voelt het volgens Evelien al beter dan de eerste keer. Dus we herhalen de zinnen nog een aantal keer totdat ze inderdaad kan zeggen “lieve mam, ik geef deze last aan jou terug.”

“Geef in gedachten deze bal maar letterlijk terug aan je moeder”, zeg ik. Evelien geeft aan dat dat lukt. En dat haar moeder in gedachten haar armen uitstrekt om het aan te nemen. Ik zie de emotie op haar gezicht. “Pieuw”, zegt ze, “dat voelt ineens een stuk lichter, alsof er inderdaad een last van me afvalt”. Zoals altijd vraag ik om even te checken of ze ‘alles’ heeft teruggegeven. Niet stiekem een beetje heeft gehouden ;-). Maar nee, Evelien geeft aan dat het helemaal licht is.


Hoe is het nu met Evelien?

Per mail vertelt Evelien later het volgende: 
De laatste weken heeft er een opvallende verandering in mijn lichaam en hoofd plaatsgevonden. Door de ontmoeting met mijn moeder, het teruggeven van het gevoel, de manier waarop zij het terugnam en accepteerde, was voor mij heel bijzonder en gaf heel veel ruimte in mijn lichaam. De hevige pijn is verdwenen. En door het ‘oplossen’ van de donkere bal in mijn maag is er een blokkade verdwenen en is alles beter gaan stromen. Hierdoor kan ik veel beter bij mijn emoties komen. Ook bij de mooie en leuke emoties. 

Het vehaal van Evelien is een voorbeeld van hoe we dingen voor onze ouders kunnen gaan dragen. En ook dat we ze op een goede manier weer ’terug kunnen geven’. Zodat we op een lichtere, vrijere en gezonde manier door kunnen gaan met ons eigen leven. 

* in het kader van privacy zijn de namen aangepast.